Hi... I marked my comments by color: questionnable passages and ideas how to fix them. Some things were fixed or removed without marking. Have fun...


Conceptuele Semantiek: College 9, Maandag 3 december 2001

Inleiding:

Professor Verkuyl raadde ons aan goed voor ogen te houden de verschillen tussen de klassieke theorie en de prototypetheorie en de problemen en bezwaren die men daarmee heeft. Probeer de ideeën en begrippen die je in deze collegereeks leert een plaats te geven in dat wat je reeds hebt geleerd.

Vandaag staan het artikel van Jackendoff: "What's in the lexicon?" en hoofdstuk III van het boekwerkje van Verkuyl centraaal.

Vraag jezelf inzake Jackendoff af hoe hij in de collegereeks past. Of is hij erg perifeer? Laurence & Margolis hebben het (op pagina 44) over de "theory-theory". Verkuyl probeert een reparatieslag te maken, een soort synthese. Hij ziet woorden als theoretische termen, voor ons nu wellicht niet schokkend, 30 jaar geleden wel. Ook behandelen we de noodzakelijke en de voldoende voorwaarde, waar interessante elementen / conclusies uit volgen.

Jackendoff: "What's in the lexicon?"

We moeten hem vooral lezen in relatie tot het connectionisme. Denk aan de problematiek waar Lakoff mee bezig is. Jackendoff is, as Lakoff, concerned with the question: Hoe werkt het semantische geheugen, gegeven dat wat we van de taal weten? Twee verschillende visies: HJV stelt dat het object van de taalkunde in de menselijke geest, ons brein zit; anderen zien taal als een sociaal project, dat bestaat bij de gratie van de werkelijkheid ( bv. het veelgelezen populair-wetenschappelijke tijdschrift Onze Taal). The latter view is less interesting in view of this lecture and thus not discussed in more detail.

Chomsky, waar onze docent op voortborduurt, zorgde voor drastische veranderingen. Zijn bewijzen voor de 1e visie: ...by drawing attention to the brain aspect of language. He proposed some innate Universal Grammar, because he does not believe that language can exist without special mechanisms in the human brain supporting it. His evidence:

  1. een kind leert heel snel en allen vrijwel gelijk in hun moedertaal
  2. een kind kan ook hele nieuwe zinnen en woorden produceren.
  3. Conclusie: het kan niet dat dit alleen aangeleerd wordt, dit moet grotendeeld , qua opties, in het brein zitten. Zie ook de filosoof-logische bandering van o.a Frege, Russell, Carnap, Putnam.

Recursie is essentieel voor het menselijk taalvermogen. Onze hersenen zijn bij de geboorte bepaald: er zijn gespecialiseerde onderdelen in ons brein met diverse taalelementen bezig.

Semantisch geheugen (bv. woorden aanleren) is heel wat anders dan het episodisch geheugen (uit de herinneringen, je eigen ervaring kun je taal toetsen en nieuwe taalconstructies vormen).

Het principe van de "discrete onhandigheid" is een systeem van symbolen, de taal heeft concrete eenheden. Het stelt ons in staat om taal te leren, te begrijpen en te uiten.

Syntaxis staat hier (bij Jackendoff?) in the classical (70s / Chomskyan) view centraal: dan stel je ons taalvermogen op één lijn met tellen en wiskundig redeneren .

Lexicon (met syntaxis verbonden)
|
Syntaxis (generatief)
/\
Fonlogie (interpretatie)Semantiek (interpretatie)

Probleem: de hierboven genoemde 4 onderdelen zijn geen echte representaties (in de klassieke opvatting [?]) slechts verschillene representaties van syntaxis, er is niet echt echt interpretatie . Hier is HJV het niet eens met Chomsky; HJV wil direct interpreteren. Zo is de syntaxis helemaal niet zo sturend voor fonologie. Fonologie heeft heel eigen regels, bv. de uitspraak van zakdoek, waarin de "k" stemhebbend wordt (in fonetisch schrift een gamma). [really? I did not get this impression.] De betekenis ligt dus in de hersenen. Logische benadering t.o.v. de generatieve taalkunde. [just remove this paragraph?]

Denk aan de leer van Montague over semantiek. Hij wil af van het syntactocentrische uitgangspunt, hij staat een drie-sporenbeleid voor. Jackendoff wil af van het syntactocentrische uitgangspunt, hij staat een drie-sporenbeleid voor. [this can also used as an unified representation of items in our memory, allowing to have several aspects of processing done using a simple, unification like rule to combine structural/representation triples like the one shown below]

Rules: Fonetiek <--> Syntaxis <--> Semantiek
  1Phrase   1NPa   TOKEN
Structure: 2Cl 3Wd  2Detb 3Nc   INSTANCE OF [TYPE: CAT]c
  syl syl     count   [DEF]b
  /de/ /kat/     sing.   ->a

Not every part of this representation model has to be filled for every word/lexeme, as the following examples show:

Welke aspecten bevinden zich in het Lange Termijn Geheugen en welke in het Werkgeheugen (vroeger korte termijn geheugen geheten) ? Het werkgeheugen is een soort operator. [???]

Het is een grote mythe dat we woorden uit ons hoofd leren. We leren woorden in een context, meestal in uitdrukkingen e.a. verbanden. Een woord (in the sense of what is between two spaces in a text) is heel wat anders dan een lexicaal item.

We kunnen 3 toestanden onderscheiden:

  1. volledige productie: Jan + loopt -> Jan loopt
  2. semi-productie: dat konden ze in hun zak steken [maybe we should explain this more, like cases 1/2/3 forming some scale]
  3. woorden phrases and idioms die je apart moet leren.

Lexicon is een opslagplaats waarin hard wordt gewerkt.
While dog and men are both words and lexical items, dogs is only a word and -s is only a lexical item.

Sommige connectionisten beweren dat kinderen alle verleden tijdsvormen van het Engels aanleren (using pattern association - en geen regels leren) . Jackendoff: dit gaat wel op voor onregelmatige verba - in het Nederlands ongeveer 160, een gesloten groep - , maar niet voor regelmatige werkwoorden.
Men kan niet omgaan met variabelen. Op allerlei plekken komen essentiële variabelen voor.
This works well with irregular verbs (in het Nederlands een gesloten groep van ongeveer 160 werkwoorden), but regular inflection has been found to be handled much better by symbolic rules, using variables. Example: Xverb -> (X+ed)verb-past. The use of variables seems to be no exception in the working of the human brain, even though many things are done doing pattern association as well.

Met het modellaire model kun je wel de juiste voorspellingen doen. Productiekrachten staan t.o.v. niet-productieve krachten. De indexen om het schema van het drie-sporenbeleid (zie eerder in deze samenvatting, het 2e plaatje) te vormen, zijn noodzakelijk om het model te vormen. De grammatica voor deze indexen is essentieel, maar dat legt Jackendoff niet verder uit.

Jackendoff is een belangrijke conceptueel semanticus, aan de formele kant. Joost Schwarz en HJV hebben Jackendoffs systeem verwiskundigd.


Henk Verkuyl, "Semantiek, het verband tussen taal en werkelijkheid", h. II en III

Hoofdstuk II - p. 19..51

Op p.40 legt Verkuyl de klassieke theorie uit a.d.h.v. het vooreeld STOEL (x). Problemen zijn de noodzakelijke en de voldoende voorwaarde. Vergeet ook het belang van inclusie niet.

Verkuyl uses the concept of semantic networks in his book. Let us take the example of the concept CHAIR:
Voorbeeld:

Als STOEL (x), dan is DING (x), FYSISCH (x) en OM-TE-ZITTEN (x).
Because PHYSICAL OBJECT is already implied by THING, it is not necessary to include this property in the representation of CHAIR.

Op pagina 49 zie je hoe zo'n netwerk werkt: dit zijn ketens van opvraagbaarheid, een gesloten systeem van keteninformatie. Een unieke band tussen woord en begrip is wenselijk: dat was het grote voordeel van het klassieke model.

An example of one node in a semantic network:
Boven zit de naamgevingscomponent, beneden de [betekeniscomponent]. [I would not call this conditional component]

hengst(x)naam<-> HENGST(x)begrip

HENGST(x) -> PAARD(x)
MANNELIJK(x)

HJV stelt dat subsymbolische informatie zich vnl. in het episodisch geheugen bevindt.

Voorbeeld: een brief schrijven - Het werkwoord schrijven heeft een aantal vaste argumenten:
persoon A schrijft persoon B iets (X, hier: een brief).
Er zijn dus 3 rollen/ argumenten aanwezig: subject, direct object en indirect object.

Denk ook aan de duratieve eenheid t.o.v. de afgesloten eenheid: duurt de handeling (hier: het schrijven van een brief) voort of is die afgelopen. Deze noodzaak tot symbolisch gedrag is zeer taal-afhankelijk.

Hoofdstuk 3 -- p. 52..80

Verkuyl considers basic set operations to be a natural way of thinking about the relation between word pairs. This does not only apply to words where the extension is a set in the mathematical sense, but to any word where the extension can be seen as a subspace of the discourse domain.

A-B A-B <-- A
A-B A*B B-A
B --> B-A B-A
[discourse universe]

Hyponomie, hyperonomie, antonomie en synonymie : belangrijk, al heel lang bekend:

De betekenisverbanden en betekenisvormingen worden in deze gevallen voorspeld door simpele kwantificaties.

Alle definities von het woordenboek zijn drievoudig niet-leeg (zie overzicht p.55). But in many cases, the definitions found in a dictionary should be considered to be cases of drievoudig niet-leeg: For example some people see a slight difference between proefschrift and dissertatie, and the man/woman antonymy is put at stake by transgender people and the like. Verkuyl regrets that this is ignored in most dictionaries and still the impression of simple quantification is kept up.

An example where 3v. n-l. is obviously a much better choice than hyponymy/hyperonymy, synonymy or antonymy: A is een vrouw, B is een bejaarde; dit is een non-relatie, want het is een incidentele, toevallige relatie. [I would rather see this as an example of weakly related concepts, somehow close to the nice elderly woman example by Jackendoff?]

Werkend met verschillende indexen en verschillende domeinen kom je aan een werkbaar schema op pagina 61. [just remove this paragraph? I do not get it anyhow ;-]

X == "Alle raven zijn zwart":
nu (nog ) een conditio sine qua non.
Beter: this has to be read as:
Voorzover onze kennis reikt, geldt dat X waar is.
Roodborst is (nu nog) altijd een vogel, maar wat als we in de toekomst op een andere planeet een roodborstje ontdekken dat geen vogel is? Zo is een walvis geen vis, hoewel we dat vroeger wel dachten, indachtig het idee "x zwemt in water, dus is het een vis". Zo was een minister vroeger altijd een man, maar sinds KVPer Marga Klompé niet meer.

Ander vraagstuk dat HJV ons voorlegde: Jood: bedrieger, figuurlijk staat in het woordenboek. Het is niet echt figuurlijk, het heeft te maken met de kwantificaties. Deze stereotypen en prototypen liggen in de taal, niet in de werkelijkheid, stelt HJV. [simply remove this paragraph]

Uw verslaggevers, Catherine van Beuningen, Eric Auer en Pim Walenkamp.


Initial conversion from MS word 8 (97/2000) by MSWordView (mswordview 0.5.14 (bw6)) MSWordView written by Caolan McNamara